1.vlug, hups, levendig Voorbeeld: ‘Maar nu sprong de speelman recht op tafel, trok de blaasbalg van zijn orgel open en daar dreunde een vlijtige dansvoois uit’ Voorbeeld: ‘'t (haasje) was een lieflijk beestje met vlijtige ogen en zijdeachtige pels’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0024.php
wie aandachtig en ingespannen ergens aan werkt vb: vlijtig maakte hij zijn huiswerk een vlijtig liesje [kamerplant, maar ook: meisje dat erg ijverig is] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/