de belhamel zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: belhamels Verbuigingen: belhameltje 1) een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt 2) ondeugende jongen 
1) Rakker 2) Roervink 3) Boef 4) Roervink (figuurlijk) 5) Deugniet 6) Kwajongen 7) Baldadige jongen 8) Snotaap 9) Bengel 10) Apenkop 11) Raddraaier 12) Vlegel 13) Galgenbrok 14) Aanstichter 15) Aanvoerder 16) Ondeugd 17) Ondeugende jongen 18) Rekel 19) Uitgommen 20) Haan 21) Haantje-de-voorste 
gecastreerde ram die met een belletje om de hals aan het hoofd van een kudde schapen gaat; hamel met een bel leider van een troep oproerlingen of boosdoeners; aanvoerder kind dat kwajongensstreken uithaalt; deugniet; kwajongen In toepassing op een deugniet in het algemeen of in toepassing op een deugniet die als meest baldadige aanvoerder binnen ee...
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] aanvoerder bij een oproer of andere slechte onderneming, naar den hamel (gesneden ram), die een bel om den hals heeft en vooraan loopt in de kudde.
aanvoerder
gesneden ram die de bel draagt; aanvoerder, deugniet (toon de herkomst via de etymologiebank)
strafrecht: leider van militaire oproer of samenrotting. Voor de ~ geldt strafverzwaring. ...
•een gecastreerd mannelijk schaap dat met een bel om zijn nek vaak de kudde leidt. • [scheldwoord] een scheldwoord dat vooral vroeger gebruikt werd voor kinderen die kattenkwaad uithaalden.
ram die de kudde aanvoert