I het fris zelfst.naamw. Uitspraak: [ frɪs ] frisdrank Voorbeelden: 'Wat zal ik voor je inschenken, alcohol of fris?' , 'een glaasje fris' II fris bijv.naamw. Uitspraak: [ fɪis ] 1) beetje koud Voorbeelden: 'Het is hier een beetje fris, wil je het raam sluiten?' , 'een fris briesje' Antoniem: warm Synoniem: koel 2)
1) Limonade 2) Koel 3) Koud 4) Hygiënisch 5) Luchtig 6) Geen vermoeidheid voelend 7) Fleurig 8) Onbedorven 9) Winderig 10) Dagvers 11) Helder en schoon 12) Vernieuwend 13) Vers 14) Tamelijk koel 15) Enigszins koud 16) Nieuw 17) Kil 18) Niet verwelkt 19) Niet vermoeid 20) Niet benauwd 21) Niet bedorven 
drankje zonder alcohol vb: wil je ook een glaasje fris?wat koud aanvoelt vb: er stond een frisse wind Synoniemen: koel kil Tegenstelling: warm
•zojuist schoongemaakt, prettig ruikend. •"ironisch": weinig te vertrouwen •"~ weer": aan de koude kant •"~drank": een koele drank, meestal met koolzuurbelletjes (+audio)
[I] frisdrank [II] vers; koel
vers, koel
de wijn bezit aangename zuren wat in de mond een fris gevoel geeft. Meestal ook een sappige wijn. Vergelijk vermoeiend FR: fraîcheur
jong en levendig ; heeft vooral betrekking op een prettige zuurheid.
Duidt als geuraanduiding op fruitige tonen en een frisse smaak.
Wordt gezegd van een licht zure wijn, die een aantrekkelijke koele indruk maakt en die gewild is vanwege zijn dorstlessende karakter.
zonder sporen van verval of bederf; koel (toon de herkomst via de etymologiebank)