relativeren werkw. Uitspraak: [ rəlatiˈverə(n) ] Afbreekpatroon: re·la·ti·ve·ren Vervoegingen: relativeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gerelativeerd (volt.deelw.) de betrekkelijkheid erkennen of benadrukken Voorbeeld: 'het belang van een academische titel op de arbeidsmarkt relativeren' Gevonden op https://woorden.org/woord/relativeren