het zakhorloge zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'zɑkhɔrloʒə ] Afbreekpatroon: zak·hor·lo·ge Verbuigingen: zakhorloges (meerv.) horloge dat je los in een jas- of broekzak draagt of aan een ketting in een vestzakje Voorbeeld: 'overgrootvaders zakhorloge aan een gouden kettinkje' Antoniem: polshorloge Synoniemen: vestzakhorloge polshorloge (a... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zakhorloge