telewerken werkw. Uitspraak: [ 'teləwɛrkə(n) ] Afbreekpatroon: te·le·wer·ken Vervoegingen: telewerkte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft getelewerkt (volt.deelw.) je werk niet op je werkplek doen maar ergens anders, vooral thuis Voorbeeld: 'Niet iedere werkgever wil dat de werknemers telewerken.' 5 definities...
Met behulp van ICT-ondersteuning, werkzaamheden op een andere locatie uitvoeren dan die van de werkgever (bijvoorbeeld thuis).
“werken op afstand”; arbeid verrichten met behulp van moderne informatie- en communicatietechnieken, waarbij de werkzaamheden structureel plaatsvinden op een andere locatie dan waar deze normaal gesproken zouden worden verricht
[technologie en techniek] Menselijke arbeidsprocessen waarin bij elkaar horende werkplekken gekoppeld zijn door middel van telecommunicatie.
thuis werken met behulp van een computeraansluiting met het bedrijf
Het met behulp van ict-middelen werken vanaf een andere plaats dan de werkplek.
Thuiswerken op een computer die in verbinding staat met het bedrijfscomputernetwerk