geloven werkw. Uitspraak: [ xəˈlovə(n) ] Afbreekpatroon: ge·lo·ven Vervoegingen: geloofde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geloofd (volt.deelw.) 1) de overtuiging hebben dat iets waar is Voorbeeld: 'Ik geloof er niets van.' iemand op zijn woord geloven (denken dat iemand de waarheid spreekt zonder daarvoor bewijzen te v... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/geloven
denken dat het waar is vb: Pim gelooft niet meer in sinterklaas niet te geloven zo mooi! [onwaarschijnlijk mooi] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/
Geloven is een bepaalde overtuiging hebben, zonder dat daarvoor duidelijke bewijzen aanwezig zijn. Geloven is niet hetzelfde als zeker weten. [basiswoordenlijst groep 3] Gevonden op https://wikikids.nl/Geloven