
afreuzelen, afrijzelen (vooral van graankorrels, van erwten en bonen) (VD) ritselend, zachtjes afrollen (WNT) - Voorbeeld: ‘
Ze kwamen afgereusd de eerste, grote druppels, als bij grepen zaaikoorn stoven zij uit de lucht, schuin voor ons neer’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0004.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.