de afvoer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈɑfur ] Afbreekpatroon: af·voer Verbuigingen: afvoeren (meerv.) 1) het afvoeren (1), of keer dat je iets afvoert Verbuigingen: g.mv. (meerv.) Voorbeeld: 'de afvoer van radioactief afval' Antoniem: aanvoer 2) pijp waardoor iets weg kan lopen Voorbeeld: 'de afvoer van de wc'...
1) Aalgoot 2) Afwatering 3) Buis 4) Drain 5) Goot 6) Lozing 7) Overbrenging 8) Putje 9) Regenpijp 10) Riolering 11) Riool 12) Sifon 13) Suatie 14) Transport 15) Uitloop 16) Verlaat 17) Verplaatsing 18) Verscheping 19) Vervoer 1) Afwatering 2) Buis 3) Buis voor afwatering 4) Deel van de technische installatie 5) Deel van een badkuip 6) Deel van een douchecabine 7) Deel van een gebouw 8) Deel van een gootsteen 9) Deel van een wastafel 10) Geul 11) Goot 12) Goot voor afwatering 13) Leiding 14) Loospijp 15) Lozing 16) Ontwatering 
Stroom van oppervlaktewater in een rivier of kanaal.
Stelsel van buizen waarmee waarmee het hemlwater en vuilwater vanuit een bouwwerk is aangesloten op de riolering.
afvoergoot
de hoeveelheid water die door een rivier stroomt. Zie rivierafvoer.
Alle goederen die de haven verlaten.
Alle goederen die de haven verlaten.
Maatregel binnen de drietrapsstrategie om wateroverlast te vermijden, het buiten het stroomgebied brengen van oppervlaktewater
Kunstmatige kanalen waarmee vloeistof of andere materie wordt geloosd of afgevoerd