de antichrist zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: an·ti·christ Verbuigingen: antichristen (meerv.) 1) personificatie van alles wat vijandig aan het christendom is 2) naam voor het apocalyptische wezen (eigenlijk den duivel zelf) dat vóór het einde der tijden op aarde zal verschijnen vanwege de naderende terugkeer van ...
1) Atheïst 2) Ketter 3) Satan 1) De door satan gezonden vijand van christus 2) Door satan gezonden vijand van christus 3) Duivelse figuur 
Let op: Spelling van 1858 de tegen-Christus; een vijand of tegenstander van het Christendom
In het Nieuwe Testament is de Antichrist degene die zich tegen het Evangelie keert. In het vroegste christendom is hij de verderfelijke heerser die op het wereldtoneel verschijnt als voorbode van de eindtijd. Volgens de Katholieke Kerk is de Antichrist het pseudo-messianisme waarin de mens zichzelf verheerlijkt in plaats van God en Diens geïncarne...
In het Nieuwe Testament en later, benaming voor de tegen-Christus, d.w.z. de grote misleider en aartsbedrieger, de totaal verdorven mens.
volgens de christelijke leer de laatste grote vijand van Christus die in de laatste dagen voor het einde van de wereld zal verschijnen.