de apotheek zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ apoˈtek ] Afbreekpatroon: apo·theek Verbuigingen: apotheken (meerv.) winkel waar je (op doktersrecept) medicijnen kunt kopen reisapotheek (kleine hoeveelheid medicijnen die je meeneemt op reis) Synoniemen: farmacie 6 definities...
1) Artsenijwinkel 2) Farmacie 3) Geneesmiddelenwinkel 4) Gezondheidswinkel 5) Medicatiewinkel 6) Medicijnenwinkel 7) Medicijnwinkel 8) Medische zaak 9) Verkoopplaats van medicijnen 10) Winkel 11) Winkel met medicijnen 12) Winkelbedrijf 1) Artsenijwinkel 2) Farmacie 3) Medicijnenwinkel 4) Officina 5) Zalfwinkel 
winkel voor geneesmiddelen (toon de herkomst via de etymologiebank)
winkel waar je medicijnen koopt vb: deze pijnstillers moet je in de apotheek halen
• [medisch] plaats waar men geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten kan kopen.
geneesmiddelenwinkel
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] plaats waar geneesmiddelen bereid en verkocht worden; van Gr. Lat. apothéca van apotithenai, nederleggen. Bij de ouden: voorraadkamer, bewaarplaats voor den wijn.
geneesmiddelenwinkel
Ambachtelijk bedrijf voor de voorbereiding en de verkoop van geneesmiddelen.