de arts zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ɑrts ] Verbuigingen: artsen (meerv.) beroep van iemand die zieken geneest Voorbeelden: 'als arts aan een ziekenhuis verbonden zijn' , 'kinderarts' , 'dierenarts' , 'huidarts' Synoniem: dokter Synoniemen: dokter geneesheer medicus 6 definities...
1) Acupuncturist 2) Clinicus 3) Dokter 4) Geneesheer 5) Geneeskundige 6) Geriater 7) Heelkundige 8) Heelmeester 9) Huisdokter 10) Internist 11) Knoarts 12) Legerdokter 13) Medicus 14) Scheepsarts 15) Therapeut 1) Beoefenaar van de geneeskunst 2) Beroep 3) Chirurgijn 4) Dokter 5) Esculaap 6) Geneesheer 7) Geneeskundige 8) Gezondheidsexpert 9) Heelkundige 10) Heelmeester 11) Heler 12) Internist 13) Klinisch specialist 14) Medicijnmeester 15) Medicus 16) Medisch beroep 17) Medische professional 18) Pil 19) Praktiserend genezer 
geneesheer (toon de herkomst via de etymologiebank)
wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen vb: die man is ziek, er moet een arts bij komen Synoniemen: dokter geneesheer medicus
Een arts, dokter/dokteres(Dokteres wordt in België gebruikt in de spreektaal. Bron: Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e uitgave, 2015) of medicus/medica is een persoon die gerechtigd is de geneeskunde te beoefenen. Een geneesheer is meestal synoniem voor arts, maar kan ook van toepassing zijn op een geneeskundige die zonder do...
• [beroep] een mannelijke geneeskundige die bevoegd is een praktijk uit te oefenen.
geneesheer
geneesheer