de autocratie zelfst.naamw. (v.) Afbreekpatroon: au·to·cra·tie Verbuigingen: autocratieën (meerv.) Verbuigingen: autocratietje (verkleinwoord) een regeringsvorm waarbij de macht wordt uitgeoefend door één man of vrouw Voorbeelden: 'Rusland is eeuwenlang een autocratie geweest.' , '"Turkije is hard op weg naar een autocratie"...
1) Absolute heerschappij 2) Alleenheerschappij 3) Alleenheersing 4) Eigenmachtige heerschappij 5) Heerschappij van een alleenheerser 6) Hegemonie 7) Onbeperkte heerschappij 8) Regering door autocraten 9) Regering door elite 10) Regeringsvorm 11) Staatsvorm 12) Tirannie 13) Zelfbeheersing 1) Alleenheerschappij 2) Opperheerschappij 
alleenheerschappij (toon de herkomst via de etymologiebank)
regeringsvorm waarbij alle macht bij een persoon ligt
[wet en recht] Koning Willem I (1772-1843) was een autocratisch ('eigenmachtig') vorst. Hij regeerde het land 'bij de gratie Gods' aan de hand van een grondwet die de macht over velen in de handen van weinigen liet: de koning en zijn vertrouwelingen. Zie ook absolute en constitutionele monarchieën en democratie.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] volstrekte en opperste macht zonder grens of beheer, in een enkel persoon verenigd. (Grieks autos = zelf en kratos = macht.)
onbeperkte heerschappij
Regering gevormd door een allesbepalend heerser.
staatsrecht: alleenheerschappij; regeringsvorm waarbij de feitelijke macht in handen is van 驮 of enkele personen; regeringsvorm ...