het bad zelfst.naamw. Uitspraak: [ bɑt ] Verbuigingen: baden (meerv.) 1) grote bak waar je in kunt zitten of liggen om je te wassen Voorbeelden: 'in bad gaan' , 'een kind in bad doen' Synoniem: badkuip 2) keer dat je in bad gaat Voorbeelden: 'een bad nemen' , 'modderbad' 3) onderdompeling in een vloeiba... Gevonden op https://woorden.org/woord/bad
kuip om je in te wassen vb: heb je het bad wel schoongemaakt? water waarin je je zit te wassen vb: ik neem een warm bad Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/