de bonk zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: bonken Verbuigingen: bonkje 1) harde klont 2) groot bot 3) (overdrachtelijk) stevige kerel 4) grote knikker Synoniemen: brok brokstuk eind knook lomperik 
1) Kluif 2) Onbehouwen mens 3) Forsgebouwd man 4) Een doffe slag of botsing 5) Been 6) Klap 7) Klomp 8) Maat 9) Lomperd 10) Klont 11) Klont harde stof 12) Groot stuk 13) Groot onbehouwen stuk 14) Lomp 15) Groot en stevig persoon 16) Mop 17) Mager oud beest 18) Lomperik 19) Groot, onbehouwen stuk 20) Pummel 
BONK staat voor Bokbier Open Nederlandse Kampioenschap. (Het ONK , maar dan alleen voor bokbieren ) Voor meer informatie zie; ONK.
klomp, bot
groot stuk; bot, been (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Bargoens, boeventaal] leugen, verzinsel.
•(onomatopee) een bonkend geluid. •een harde klont. •(overdrachtelijk) een stevige kerel.
lomp persoon