bejubelen werkw. Uitspraak: [ bə'jybələ(n) ] Afbreekpatroon: be·ju·be·len Vervoegingen: bejubelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bejubeld (volt.deelw.) nadrukkelijk laten merken dat je blij bent met iemand of iets Voorbeelden: 'De winnaar werd door iedereen bejubeld.' , 'nieuwe ontwikkelingen bejubelen' , 'een veel bejubelde ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bejubelen