(zich, zijn gezicht) met neusvuil bevuilen (VD) - Voorbeeld: ‘De kleinsten lagen daarin versmacht en onbeholpen te schreeuwen: hun slaapmutske hing hem scheef over de kop, hun wezens waren vuil en besnotterd’ (Langs Wegen 140) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php