bespieden werkw. Uitspraak: [ bə'spidə(n) ] Afbreekpatroon: be·spie·den Vervoegingen: bespiedde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bespied (volt.deelw.) stiekem kijken naar (iemand of iets) Voorbeelden: 'de buren bespieden' , 'wilde dieren bespieden' Synoniem: bespioneren Synoniemen: beloeren bespioneren spieden spioneren verspiede...
1) Spotten 1) Aanloeren 2) Afloeren 3) Begluren 4) Beloeren 5) Bespioneren 6) Gadeslaan 7) Guetteren 8) Loeren 9) Lorgneren 10) Nagaan 11) Observeren 12) Ontwaren 13) Schaduwen 14) Spieden 15) Spioneren 16) Verkennen 17) Verspieden 18) Waarnemen 1) Afloeren 2) Begluren 3) Beloeren 4) Bespioneren 5) Gadeslaan 6) Gluren 7) Loeren 8) Nagaan 9) Nagaan van iemands gangen 10) Nagluren 11) Observeren 12) Oplettend gadeslaan 13) Schaduwen 14) Spieden 15) Spioneren 16) Stiekem gadeslaan 17) Verknijzen 18) Verspieden 19) Waarnemen 
beloeren (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [ov] iemand onopgemerkt in de gaten houden
beloeren
beloeren