besteden werkw. Uitspraak: [ bə'stedə(n) ] Afbreekpatroon: be·ste·den Vervoegingen: besteedde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft besteed (volt.deelw.) verbruiken (voor iemand of iets) Voorbeelden: 'veel geld besteden tijdens je vakantie' , 'tijd besteden in een stad' Synoniemen: benutten doorbrengen slijten spenderen uitgeven spare...
1) Aanwenden 2) Benutten 3) Bestieren 4) Doorbrengen 5) Gebruiken 6) In de kost doen 7) Opofferen 8) Slijten 9) Spenderen 10) Spillen 11) Ten koste leggen 12) Uitgeven 13) Waarnemen 14) Wijden 15) Wijden aan 1) Betalen 2) Consumeren 3) Doorbrengen 4) Opmaken 5) Slijten 6) Spanderen 7) Spenderen 8) Uitgeven 9) Verteren 10) Wijden 
gebruiken voor (toon de herkomst via de etymologiebank)
het ervoor gebruiken vb: hoeveel tijd besteed jij aan boodschappen doen? Synoniemen: uitgeven investeren
verhuren van dienstboden.
•schaarse middelen een bestemming geven.
gebruiken voor