de bezetter zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: be·zet·ter Verbuigingen: bezetters (meerv.) Verbuigingen: bezettertje (verkleinwoord) iemand die bezet, meer in het bijzonder de bezetter van een overwonnen natie in oorlogstijd Voorbeeld: 'De bezetter was bezig het veel te nationalistische Nationaal Front buiten spel te zetten.' . Synoniemen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bezetter