de bijl zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ bɛil ] Verbuigingen: bijlen (meerv.) voorwerp om hout in stukken te slaan Voorbeeld: 'Hij hakt de boom om met een bijl.' met de botte bijl hakken/te werk gaan (grof ingrijpen zonder rekening te houden met gevoeligheden) Ik heb eerder met dat bijltje gehakt. (ik heb het eerder op die manier gedaan... Gevonden op https://woorden.org/woord/bijl
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Bijl``] Het bekende timmermanswerktuig, behoorende tot de uitrusting van de sappeurs der infanterie, waar die nog bestaan; alsmede tot de draagbare gereedschappen der sappeurs en pionniers. Een gedeelte van de bemanning der oorlogsvaartuigen wordt ook voor het enteren met bijlen bewapend. Kleine of hand... Gevonden op https://dbnl.org/tekst/land016mili01_01/land016mili01_01_0003.php
steel met een scherp stuk metaal om mee te hakken vb: met een bijl hakte hij de boom om het bijltje erbij neergooien [het opgeven, ermee stoppen] voor de bijl gaan [verliezen] de botte bijl hanteren [harde maatregelen nemen] al eerder met dit bijltje gehakt hebben [ervaring hebben] Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/