de bink zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ bɪŋk ] Verbuigingen: binken (meerv.) stoere, mannelijke man Voorbeeld: 'kleine jongetjes worden stoere binken' Synoniemen: gozer jongen 
1) Pummel 2) Botterik 3) Vlegel 4) Schavuit 5) Jofele vent 6) Oud paard 7) Belgisch bier 8) Dappere knaap 9) Stoere kerel 10) Stoere jongen 11) Stoere 12) Stoere knul 13) Stoere manspersoon 14) Agent van politie 15) Stevige gozer 16) Sterke kerel 17) Forse kerel 18) Gozer 19) Nederlandse bijnaam 20) Fors uit de kluiten gewassen man 
Bink is een Engelse jongensnaam. Het betekent `woont bij de bank`.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Bargoens) vader.
Bargoens: man
forse man, kerel (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Bargoens, boeventaal] man.
'Bink' is een Belgisch bier. De naam 'Bink' verwijst naar de bijnaam van de inwoners van Sint-Truiden: binken.
Een bink is een flinke kerel. Ook Bargoens (straattaal) voor politieagent. [basiswoordenlijst groep 4]