blinderen werkw. Uitspraak: [ blɪn'derə(n) ] Afbreekpatroon: blin·de·ren Vervoegingen: blindeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geblindeerd (volt.deelw.) 1) een blinddoek voordoen Voorbeeld: 'geblindeerde gevangenen' 2) ondoorzichtig maken door iets erop te plakken of ervoor te zetten Voorbeelden: 'auto...
1) Aan het gezicht onttrekken 2) Aan het zicht onttrekken 3) Afdekken 4) Het zien beletten 5) Kogelvrij maken 6) Onzichtbaar maken 7) Pantseren 1) Afdekken 2) Luiken 3) Pantseren 
kogelvrij of onzichtbaar maken (toon de herkomst via de etymologiebank)
Blinderen is het tinten van ruiten. Het is een veel gebruikte term in autowereld, waarbij de ruiten van autovoertuigen worden geblindeerd met zonwerende folie. De folie biedt bescherming tegen de zon en privacy. Het tinten van autoruiten zit verbonden aan wet- en regelgeving.
kogelvrij of onzichtbaar maken