borstelen werkw. Uitspraak: [ 'bɔrstələ(n) ] Afbreekpatroon: bor·ste·len Vervoegingen: borstelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geborsteld (volt.deelw.) met een borstel in orde maken Voorbeelden: 'je haar borstelen' , 'modderige schoenen borstelen' Synoniemen: schuieren Spreekwoorden en zegswijzen • iemand uit de loog Gevonden op https://www.woorden.org/woord/borstelen