de business zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'bɪznɪs ] Afbreekpatroon: busi·ness 1) de wereld van zakenlui, ondernemers Voorbeelden: 'in business gaan' , 'showbusiness' Synoniem: zakenwereld 2) winstgevende handel Voorbeelden: 'een geboren ondernemer die overal business in ziet' , 'In die sector zit nu geen busines...
1) Commercie 2) Handel 3) Het zakendoen 4) Nering 5) Zaak 6) Zaken 7) Zakenleven 8) Zakenwereld 9) Zaken doen 1) Handel 2) Nering 3) Zaak 4) Zaken 5) Zakenwereld 
zaken (toon de herkomst via de etymologiebank)
plaats waar men iets maakt of doet om geld te verdienen vb: de productie van digitale camera's is een goede business Synoniemen: bedrijf onderneming zaak firma
zaak/zaken, bedrijf
zaken
Nederlandsche handelswoorden uit het Engels (1914): zaak, bedrijf, handel.