cederen werkw. Uitspraak: [ sə'derə(n) ] Afbreekpatroon: ce·de·ren Vervoegingen: cedeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecedeerd (volt.deelw.) (het recht op geld dat jij nog van iemand moet krijgen) overdragen Voorbeelden: 'een vordering cederen' , 'Je krijgt weliswaar nog veel geld van dat louche bedrijf, maar je kunt je vor... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/cederen