de cipier zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ siˈpir ] Afbreekpatroon: ci·pier Verbuigingen: cipiers (meerv.) beroep van iemand die mensen in de gevangenis bewaakt Synoniem: gevangenbewaarder Synoniemen: bewaker gevangenbewaar gevangenbewaarder gevangenisbewaar gevangenisbewaarder wacht Gevonden op https://www.woorden.org/woord/cipier
iemand die voor zijn beroep in een gevangenis de gedetineerden bewaakt; gevangenisbewaker iemand die de vrijheid van handelen van iemand anders tegenwerkt, fnuikt of belet Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/cipier
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] gevangenbewaarder; van oudfr. cippier, en dit van Latijn cippus = stok, een strafwerktuig waarin men de voeten der misdadigers sloot. Alzoo was de oude betekenis van cipier = stokbewaarder. Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0007.php