confabuleren werkw. Uitspraak: [ kɔnfaby'lerə(n) ] Afbreekpatroon: con·fa·bu·le·ren Vervoegingen: confabuleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geconfabuleerd (volt.deelw.) dingen vertellen die niet kloppen Voorbeelden: 'Confabuleren kan een bijwerking zijn van morfine.' , 'De verwarde man staat te confabuleren.' Synoniemen: :... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/confabuleren