copuleren werkw. Uitspraak: [ kopy'lerə(n) ] Afbreekpatroon: co·pu·le·ren Vervoegingen: copuleerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gecopuleerd (volt.deelw.) seks hebben waarbij de penis van de man de vagina van de vrouw in gaat Voorbeeld: 'een copulerend stel' Synoniemen: neuken 4 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/copuleren