I de daas zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ das ] forse, stevig gebouwde vlieg met opvallend kleurenpatroon en een vlijmscherpe snuitbiologie Voorbeelden: 'Een daas steekt niet, maar bijt, wat pijn doet en een jeukend bultje tot gevolg heeft.' , 'Dazen zijn een plaag voor mens en vee.' Synoniem: steekvlieg II daas bijv.naamw. U... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/daas
1) grote vlieg, waarvan de vrouwtjes met hun zuigsnuit steken om bloed te drinken; algemeen voorkomende steekvlieg; paardenvlieg; brems 2) verdwaasd; verdoofd; wazig; suffig; suf; dwaas; in de war Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/daas
[Bargoens, boeventaal] zot, krankzinnig. Als hij maar niet zoo daas is geweest, hard weg te tippelen. Zou je niet zeggen met een stel dazen uit Meerenberg te doen te hebben? Gevonden op https://www.gutenberg.org/cache/epub/28715/pg28715-images.html