dansen werkw. Uitspraak: [ ˈdɑnsə(n) ] Afbreekpatroon: dan·sen Vervoegingen: danste (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedanst (volt.deelw.) 1) mooie bewegingen maken op de maat van muziek Voorbeeld: 'een wals dansen' 2) op en neer springen of bewegen Voorbeelden: 'De kinderen dansten van plezier toen ze cad...
1) Balloteren 2) Groeperen 3) Hossen 4) Huppelen 5) Reien 6) Sjorren 7) Springen 8) Swingen 9) Tappen 10) Twisten 11) Vastbinden 12) Walsen 13) Zwieren 1) Bewegen 2) Bewegen op muziek 3) Flikkeren 4) Hossen 5) Huppelen 6) Optreden 7) Reien 8) Ritmisch bewegen 9) Ritmisch zich bewegen 10) Saltatie 11) Sjorren 12) Springen 13) Swingen 14) Twisten 15) Walsen 16) Zich op en neer bewegen 17) Zich scharen 
op muziek bewegen (toon de herkomst via de etymologiebank)
je lijf op de maat van de muziek bewegen vb: toen de muziek begon, ging Bas dansen
op muziek bewegen
op muziek bewegen
Letters die niet in de lijn staan, sommige hoger dan andere.
van een schip: sterk met de golfslag mee bewegend.
Let op: Spelling van 1914 De dansen der negers in West-Indië zijn grootendeels van Afrikaanschen oorsprong en hebben met Europeesche dansen weinig gemeen. Zij gaan gepaard met zang, terwijl de dansen den elkaar niet omarmen als bij Europeesche dansen. Het zingen, begeleid door het geluid van snoeren rinkelende zaden (zie