debiteren werkw. Uitspraak: [ debi'terə(n) ] Afbreekpatroon: de·bi·te·ren Vervoegingen: debiteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedebiteerd (volt.deelw.) 1) als debet boeken financieel Voorbeeld: 'Kortingen debiteren: je geeft korting en hebt dus minder opbrengst.' Antoniem: crediteren 2) rondve...
1) Aan de man brengen 2) Aanrekenen 3) Boeken 4) In het klein verkopen 5) Opdissen 6) Uitstrooien 7) Verhalen 8) Verkopen 9) Vertellen 1) Afzetten 2) Boeken 3) Opdissen 4) Verkopen 5) Vertellen 
als debet boeken (toon de herkomst via de etymologiebank)
Aan de debetzijde van een grootboekrekening boeken. Dus een grootboekpagina heeft een linkerzijde (debet) en een rechterzijde (credit). Alles wat links komt te staan heet debiteren en alles wat rechts komt te staan heet crediteren. {Bedrijfsadministratie}
als debet boeken - Jaar van herkomst: 1718 (WNT woekerhandel )