de dinsdag zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈdɪnzdɑx ] Afbreekpatroon: dins·dag Verbuigingen: dinsdagen (meerv.) tweede dag van de week 
1) Deel van een week 2) Dag 3) Deel van de week 4) Weekdag 
tweede dag van de week
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] eigenlijk dingsdag zo genoemd, òf omdat de derde dag der week hoofdzakelijk de dag voor het dhing de raad- of rechtszitting was, of wel naar den god Thingsus, onder welken Mars hier te lande vereerd werd.
derde dag van de week (toon de herkomst via de etymologiebank)
de tweede dag van de week vb: op dinsdag moet ik naar school
•een dag van de week die na maandag en voor woensdag komt.
derde dag van de week