
doechenen werkw. Afbreekpatroon: doe·che·nen Verbuigingen: doechende Vervoegingen: gedoechend (volt.deelw.)
uitspreken van de priesterzegen door de kohaniem (koheen) in de synagoge . 1 definitie
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/doechenen
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] in de spreektaal der Hoogd. Israëlieten in Nederland, het uitspreken van den priesterzegen door de mannen van Aronitische afkomst, staande op de verhevenheid vóor de H. Ark. In het hbr. is
doechan (verhevenheid) de estrade, waarop in den Jerusalemitischen tempel de priesters s...
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0008.php
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) bij de Hgd. Isr. in Nederland 't uitspreken van den priesterzegen door de mannen van Aäronitische afkomst, staande op de verhevenheid (doechan, Hebr.) vóór de H. Ark
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10740
Geen exacte overeenkomst gevonden.