de dokter zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈdɔktər ] Afbreekpatroon: dok·ter Verbuigingen: dokters (meerv.) iemand die als beroep heeft zieke mensen beter te maken Voorbeelden: 'naar de dokter gaan met een zere voet' , 'Als een kwaal moeilijk of ernstig is, stuurt de dokter je naar een specialist.' Synoniem: arts Synoniemen: arts geneesh... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/dokter
1) iemand die op grond van een academische graad bevoegd is de geneeskunde te beoefenen, na de diplomering als basisarts nog onder supervisie van een begeleidend arts en na een specialisatieopleiding vervolgens als huisarts of als specialist 2) iemand die voorwerpen repareert of abstracte zaken probeert te herstellen of verbeteren; r... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/dokter