
stroelend (= ruisend stromen, murmelend vloeien: VD) door iets heen dringen, vloeien, stromen - Voorbeeld: ‘
De twee wijven gingen voorbij drie gesloten deuren, torden over greppen waar geitemest doorstroelde en kwamen tenden bij 't laatste hok’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.