drammen werkw. Uitspraak: [ 'drɑmə(n) ] Afbreekpatroon: dram·men Vervoegingen: drammen (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedramd (volt.deelw.) op een hinderlijke manier voortdurend aandringen of zeuren Voorbeelden: 'Zit niet zo te drammen! Het komt heus wel goed.' , 'drammen over geluidsoverlast' Synoniemen: aandringen doordrammen ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/drammen