egge zelfst.naamw. (de) Afbreekpatroon: eg·ge Verbuigingen: eggen (meerv.) Verbuigingen: eggetje (verkleinwoord) eg . 4 definities
1) Akkersleep 2) Boerenwerktuig 3) Deel van een bijl 4) Gereedschap 5) Grondwerktuig 6) Het scherp van een beitel 7) Het scherp van een mes 8) Landbouwgereedschap 9) Landbouwgerei 10) Landbouwwerktuig 11) Noorse schrijver 12) Ploeg 13) Reek 14) Scherp van een mes 15) Scherpe kant van een mes 16) Snede 1) Eg 2) Landbouwwerktuig 3) Rijenegge 4) Snede 5) Zelfkant 
zie eg.
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Egge``] Het bekende landbouwerswerktuig. Men kan eggen, als ze in genoegzame hoeveelheid voorhanden zijn, met voordeel als beletsel bezigen, namelijk om de ruimte tusschen twee afzonderlijk liggende werken af te sluiten en het daardoor aan de vijandelijke kavallerie onmogelijk te maken, in die ruimte vo...
verwijst naar eg = landbouwwerktuig (toon de herkomst via de etymologiebank)
Uit `De lagere vaktalen: Taal der Loodgieters, zinkbewerkers en gasfitters` 1914 1) rand op blik door afdroppelen van het tin; 2) snede van een mes.