erven werkw. Uitspraak: [ ˈɛrvə(n) ] Afbreekpatroon: er·ven Vervoegingen: erfde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geërfd (volt.deelw.) 1) (een deel) van iemands bezittingen krijgen na zijn of haar dood Voorbeeld: 'bij testament erven' 2) (eigenschappen) meekrijgen van ouders of grootouders Voorbeeld: 'De a... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/erven
erfrecht: het overgaan van een vermogen (de erfenis) van een overledene (de erflater) op een of meer nog levenden (erfgenamen). ... Gevonden op https://www.juridischwoordenboek.nl?zoek=erven
Bij overlijden erft de overblijvende echtgenoot altijd het vruchtgebruik van de gezinswoning met alle huisraad en meubilair. Ongehuwd samenwonenden die louter feitelijk samenwonen erven niet van elkaar tenzij er een testament in hun voordeel werd opgemaakt. Wettelijk samenwonenden erven automatisch van elkaar. Gevonden op https://www.notaris.be/woordenboek/E
Bij overlijden erft de overblijvende echtgenoot altijd het vruchtgebruik van de gezinswoning met alle huisraad en meubilair. Ongehuwd samenwonenden die louter feitelijk samenwonen erven niet van elkaar tenzij er een testament in hun voordeel werd opgemaakt. Wettelijk samenwonenden erven automatisch van elkaar. Gevonden op https://www.notaris.be/woordenboek/E