de fauteuil zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ fo'tœy ] Afbreekpatroon: fau·teuil Verbuigingen: fauteuils (meerv.) gemakkelijke stoel Voorbeeld: 'een woonkamer met leren fauteuils' Synoniemen: armstoel 6 definities...
1) Armstoel 2) Bergère 3) Club 4) Clubstoel 5) Clubzetel 6) Crapaud 7) Leuningstoel 8) Leunstoel 9) Ruststoel 10) Slaapstoel 11) Theaterrang 12) Voltaire 13) Zetel 1) Armstoel 2) Club 3) Clubstoel 4) Deel van een bioscoop 5) Deel van een kamerinterieur 6) Deel van een schouwburg 7) Deel van een theater 8) Gemakkelijke stoel 9) Gemakkelijke zetel 10) Huiskamerstoel 11) Huisraad 12) Leuningstoel 13) Leunstoel 14) Meubel 15) Meubelstuk 16) Ruststoel 17) Schouwburgplaats 
Let op: Spelling van 1858 leuning- of armstoel, ziekenstoel
leunstoel (toon de herkomst via de etymologiebank)
•luxe uitvoering van een stoel met een groot
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Frans), oudtijds faudesteuil en faldesteuil, van Latijn faldistolium en dit van o.-g.m. faltstuol, vouwstoel.
leunstoel
Franse stoelen met open armleuningen