
1.rommel, wanorde Voorbeeld: ‘
Bachtem een foefeling van halfgespannen of loshangend dweil- en drolgoed, op een omgekeerde bak, zat een jongen’ 2.geknoei, gekuip Voorbeeld: ‘
Daar zijn vrouw altijd recht door zee wilde en van geen foefeling hield, vreesde hij het spel te zien verbrodden als zij er in gemoeid werd’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.