gebenedijd bijv.naamw. Afbreekpatroon: ge·be·ne·dijd Verbuigingen: gebenedijder Verbuigingen: gebenedijdst gezegend, geloofd . 2 definities
1) Gezegend 
gezegend (toon de herkomst via de etymologiebank)
(hier, in combinatie met geen:) geen enkel - Woordfeit: Gebenedijd betekent letterlijk `gezegend`. Het werkwoord benedijen `zegenen` is een vernederlandsing van het Latijnse bene dicere `goed/verstandig spreken, zegenen`. De pausnaam Benedictus betekent `de gezegende`. In Belgisch-Nederlands wordt gebenedijd