geruststellen werkw. Uitspraak: [ xəˈrʏststɛlə(n) ] Afbreekpatroon: ge·rust·stel·len Vervoegingen: stelde gerust (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gerustgesteld (volt.deelw.) zorgen dat iemand niet meer ongerust of bang is Voorbeeld: 'je klanten geruststellen door het verkeerde product uit de winkel te halen' Synoniemen: bedar...
1) Bedaren 2) Bezorgdheid wegnemen 3) Kalmeren 4) Onrust wegnemen 5) Rassureren 1) Bedaren 2) Kalmeren 3) Rassureren 4) Sederen 5) Troosten 
ervoor zorgen dat iemand niet meer bezorgd of bang is vb: ze was bang voor het onweer, maar ik heb haar gerustgesteld
Als iemand je geruststelt, zegt hij dat je niet bang hoeft te zijn.
• [ov] iemands angst of zorgen ontzenuwen of minder aannemelijk maken