gezellig bijv.naamw. Uitspraak: [ xəˈzɛləx ] Afbreekpatroon: ge·zel·lig 1) als je het samen met anderen heel prettig hebt Voorbeelden: 'met je vriendin gezellig een biertje drinken op een terrasje' , 'Bedankt voor het gezellige bezoek.' 2) als iemand of iets een heel prettige indruk maakt Voorbeelden: 'een geze...
1) Aangenaam 2) Aangenaam voor het verblijf 3) Aardig 4) Behaaglijk 5) Betrouwbaar 6) Charmant 7) Degelijk 8) Deugddoend 9) Feestelijk 10) Fideel 11) Fijn 12) Gemoedelijk 13) Genoeglijk 14) Geriefelijk 15) Geweldig leuk 16) Huiselijk 17) Intiem 18) Jofel 19) Knus 20) Knusjes 21) Leuk 22) Niet akelig 1) Aangenaam 2) Aardig 3) Amusant 4) Behaaglijk 5) Betrouwbaar 6) Comfortabel 7) Cosy 8) Degelijk 9) Emmes 10) Enig 11) Feestelijk 12) Fideel 13) Fidele 14) Fijn 15) Gemoedelijk 16) Genoeglijk 17) Geriefelijk 18) Geschikt 19) Getapt 20) Goed 21) Huiselijk 22) Hups 23) Innig 24) Intiem 25) Kneuterig 
aangenaam, genoeglijk, knus (toon de herkomst via de etymologiebank)
wat een aangename sfeer heeft vb: het was een gezellige avond Synoniemen: prettig knus gemoedelijk genoeglijk huiselijk
•sociaal aangenaam. •knus •leuk, onderhoudend.
knus
knus