gezet bijv.naamw. Uitspraak: [ xə'zɛt ] Afbreekpatroon: ge·zet 1) nogal dik Voorbeeld: 'Hij is een gezette vijftiger.' 2) bepaald, vastgesteld Voorbeeld: 'op gezette tijden een kwaliteitscontrole uitvoeren' Synoniemen: corpulent dik lijvig regelmatig Scheppingswet struis zwaarlijvig mager (antoniem) onregelmatig (...
1) Bedaard 2) Bepaald 3) Corpulent 4) Dik 5) Dikbuikig 6) Gedrongen 7) Geregeld 8) Gevuld 9) Kalm 10) Kort 11) Log 12) Lijvig 13) Nauwgezet 14) Pycnisch 15) Regelmatig 16) Struis 17) Vast 18) Vastgesteld 19) Vet 20) Vlezig 21) Volumineus 22) Weldoorvoed 23) Zwaar 24) Zwaargebouwd 25) Zwaarlijvig 1) Bepaald 2) Corpulent 3) Dik 4) Geposeerd 5) Geregeld 6) Gevuld 7) Ineengedrongen 8) Kort 9) Lijvig 10) Log 11) Met kalmte 12) Mollig 13) Niet dun 14) Niet iel 15) Niet mager 16) Niet rank 17) Overgewicht 18) Papperig dik 19) Regelmatig 20) Scheppingswet 21) Vast 22) Vastgesteld 23) Vastgezet 24) Vet 
geregeld; zwaarlijvig (toon de herkomst via de etymologiebank)
erg breed of met een grote omvang vb: hij is niet dik, maar wel een beetje gezet Synoniemen: corpulent dik zwaarlijvig gezwollen lijvig Tegenstelling: slank
corpulent; vastgesteld, regelmatig
uitdr.: Voorbeeld: ‘ver gezet zijn’: de dood nabij zijn (VD I 6) - Voorbeeld: ‘Ze bezag de zieke weer in d e ogen. - Hij is verre, verre gezet... meende Mite’
corpulent