I a de Griek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ grik ] Verbuigingen: Grieken (meerv.) I b de Griek - se zelfst.naamw. Uitspraak: [ grik - sə ] Verbuigingen: Grieksen (meerv.) iemand met de Griekse nationaliteit II de Griek zelfst.naamw. Uitspraak: [ xrik ] Verbuigingen: grieken (meerv.) restaurant met Griekse gerechten Voorbeeld: 'We... Gevonden op https://woorden.org/woord/Griek
• [demoniem] een inwoner van Griekenland, of iemand afkomstig uit Griekenland. •een Grieks restaurant. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/Griek