grimeren werkw. Uitspraak: [ xri'merə(n) ] Afbreekpatroon: gri·me·ren Vervoegingen: grimeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gegrimeerd (volt.deelw.) (een gezicht) kleuren voor een bepaalde rol Voorbeelden: 'je kind grimeren voor het carnaval' , 'je gezicht in verschillende kleuren grimeren' Synoniem: schminken Synoniemen: maqui...
1) Maquilleren 2) Opmaken 3) Schminken 4) Toneelmake-up aanbrengen 1) Maquilleren 2) Opmaken 3) Schminken 
schminken (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemands gezicht beschilderen. (=schminken) Zie ook: grime.nl
schminken
Het aanbrengen van kleuren, schaduwen en lijnen op het gezicht. Harlekijn Kluchtige figuur met een bont of geruit pak en een houten sabel. Nederlandse naam van Arlecchino uit de commedia dell`arte. Ook wel: schminken. 
(= Schminken) Iemands gezicht beschilderen.