Het ruilen van producten voor andere producten of voor geld.
de handel zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈhɑndəl ] Afbreekpatroon: han·del 1) aankoop en verkoop (van goederen en diensten) Voorbeeld: 'de handel in fruit' handel drijven (handelen (1)) 2) bedrijf dat handel (1) drijft Voorbeelden: 'een handel in antiek hebben' , 'boekhandel' 3) de hele handel ...
1) Winkel 2) Klandizie 3) Zakenleven 4) Massematten 5) Gedragswijze 6) Negotie 7) Zaken doen 8) Barokcomponist 9) Plaats in Noord-Brabant 10) Markt 11) Winkelbedrijf 12) Nering 13) Zaak 14) Plaats in de Benelux 15) Plaats in Nederland 16) Waar 17) Verkoop 18) Omzet 19) Koopwaar 20) Koopverkeer 21) Koopmansstand 
behandeling (VD I 1) beheer - Voorbeeld: ‘Jantje werd nooit of nooit de kans gelaten een klant in de winkel te bedienen, en alle handel van geld werd hem ontzegd’
kopen en verkopen
groei en conjunctuur, markten en prijzen: geheel van aan- en verkoop transacties op de vrije markt. ...
De handel omvat alle beroepen die zich bezighouden met de verkoop van producten.
Te gebruiken voor het kopen, verkopen of ruilen van producten.
het kopen en verkopen van producten. Het is de drijvende kracht van steden vanaf het jaar 1000
kopen en verkopen (toon de herkomst via de etymologiebank)handelsrecht: geheel van aan- en verkoop transacties op de vrije markt. ...
het kopen en verkopen vb: dat boek is niet meer in de handel
•de inkoop
kopen en verkopen
Handel is het uitwisselen van goederen tussen twee partijen . [basiswoordenlijst groep 5]