de hondenlul zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: hon·den·lul Verbuigingen: hondenlullen (meerv.) Verbuigingen: hondenlulletje (verkleinwoord) 1) de penis van een hond 2) scheldwoord, in het bijzonder voor voetbalscheidsrechters Voorbeeld: 'nadat een voetballer (op 7 december 1969) een scheidsrechter hondenlul had ge... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/hondenlul