de huisvader zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: huis·va·der Verbuigingen: huisvaders (meerv.) Verbuigingen: huisvadertje (verkleinwoord) 1) vader van een gezin, de heer des huizes, pater familias Voorbeeld: '- Jacqueline: „Openheid, dat vind ik heel belangrijk. Ik ben soms wel direct, ik spring overal in. Misschien wel omdat het... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/huisvader